Sara de Vries en David Meiboom
Sara werd geboren op maandag 28 juni 1886 op de Lange Smeestraat 22. Zij was het vierde kind van Rachel Klein en het tweede kind van Barend de Vries. Na haar zouden nog zes broers en zussen volgen. Sara’s moeder was eerst getrouwd met Philip Creveld. Hij overleed na twee jaar huwelijk. Uit dit huwelijk had Sara een halfzus en een halfbroer. Toen Barend en Rachel trouwden, nam Barend de slagerij van Philip Creveld over.
Toen Sara vijf jaar oud was verhuisde het gezin een paar huizen verderop naar de Lange Smeestraat 10. Daar kon haar vader een andere slagerij overnemen. Op het oude adres nam haar oom Joseph Creveld de slagerij over.
Nadat alle tien kinderen geboren waren, verhuisde het gezin in november 1900 naar de Twijnstraat, nummer 18. Sara was op dat moment 19 jaar oud en haar jongste broertje Izak net een paar maanden. Ook op dit adres had vader Barend een slagerij.
In april 1912 verhuisde de familie naar Twijnstraat 16bis. Zonder halfzus Johanna Creveld, want zij trouwde in 1910 en verhuisde naar Assen.
Eind mei 1921 ging Sara in ondertrouw met expediteur David Meiboom. David werd geboren op vrijdag 4 juli 1890 in Rotterdam. Hij was de zoon van slager Barend Meiboom en Santje Bouwman. David kwam uit een gezin van negen kinderen. Hij was het achtste kind. Het zusje boven en onder hem stierven vlak na de geboorte.
Op 10 juni 1921 stond er een dankbetuiging in het Utrechtsch Nieuwsblad. Hierin betuigt D. Meiboom hare oprechte dank voor het prachtige horloge dat zij gratis had ontvangen na het insturen van een coupon die in een chocoladereep zat. Opvallend is dat deze D. Meiboom niet als man beschreven werd. Bij zijn naam staat het adres Twijnstraat 16, dus dan moet het wel om David Meiboom gaan. Wat verder opvalt is dat de Chocoladereep waar de coupon in zat, gekocht werd bij de banketbakkerij van Simon Straus op de Steenweg. Deze Simon was getrouwd met Susanna de Vries, de zus van zijn aanstaande vrouw.
Op zondag 19 juni 1921 traden David en Sara in het huwelijk. Ze waren 30 en 34 jaar oud, Sara was vier jaar ouder dan David. De huwelijksvoltrekking in het stadhuis was een formaliteit. Als getuigen traden op de conciërge en de bode.
Uit onderstaande advertentie kan opgemaakt worden dat de wederzijdse familie achter het huwelijk stond.
Nieuw Israelietisch weekblad, 08-09-1926
Lange Smeestraat (1890-1905)
Twijnstraat (1903)
Op 8 juli 1921 werd Sara uitgeschreven in Twijnstraat 16 bis. David en Sara gingen wonen in de Jonker Fransstraat 96b in Rotterdam. David stond ingeschreven als kantoorbediende.
Op zaterdag 13 mei 1922 beviel Sara van hun eerste dochter. Ze noemden haar Santje, naar de moeder van David. Het meisje overleed na 5 dagen. Vier maanden na het overlijden van haar dochtertje overleed de moeder van Sara, Rachel De Vries-Klein, in Utrecht op 66-jarige leeftijd.
Op maandag 17 september 1923 werd hun tweede dochter geboren. Zij werd Rachel genoemd, naar Sara’s moeder.
Op 20 augustus 1925 schreef David Meiboom zijn bedrijf ‘D. Meiboom’s Scheepvaart- Agentuur- en Expeditiebedrijf’ in bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Hij hield zich bezig met het boeken van ladingen op schepen. Zowel export naar andere landen en import in Nederland. Hij was verantwoordelijk voor de douaneaangiftes en de invoerrechten. Het bedrijf was verantwoordelijk voor de opslag van ladingen en het regelen van transporten naar eindontvangers door heel Europa. David was de directeur van het bedrijf. Zijn kantoor was gevestigd op Zuidblaak 32.
De moeder van David, Santje Meiboom-Bouwman, overleed op 28 maart 1925. Zij werd 75 jaar oud. Op zondag 14 maart 1926 werd de derde dochter van David en Sara geboren. Deze dochter werd, net als de eerste, Santje genoemd, vernoemd naar de moeder van David. Rachel en Santje scheelden in leeftijd drie jaar.
De vader van David, Barend Meiboom, overleed op 24 april 1928. Hij werd 74 jaar oud.
Rachel zat op één van de Godsdienstscholen van de Nederlands Israëlitische Gemeente in Den Haag. Op zondagochtend 4 maart 1934 vonden de jaarlijkse prijsuitdelingen plaats aan de leerlingen. Voor deze bijeenkomst was veel belangstelling, vooral van de ouders.
Op 13 maart 1940 overleed Barend de Vries, op 82-jarige leeftijd. De oorlog bleef hem bespaard. Op vrijdag 10 mei 1940, net voor zonsopkomst viel het Duitse leger Nederland binnen.
Het verzet van het Nederlandse en Britse leger bij de Maasbruggen was een tegenvaller voor de bezetter. De inname van ‘Vesting Holland’ mislukte. Daarom bombardeerden Duitse bommenwerpers op 14 mei 1940 om 13.27 uur de binnenstad van Rotterdam. Binnen een kwartier waren grote delen van de binnenstad verwoest. Bommen vielen op het Centrum, Kralingen, Crooswijk, het Oude Noorden en de Agniesebuurt. Het bombardement was voor de Opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht, generaal Winkelman, reden de strijd onmiddellijk te staken. Een dag na het bombardement, op 15 mei 1940, tekende generaal Winkelman de capitulatie van Nederland.
De stad brandde nog dagenlang. Zeker 800 mensen kwamen om en 80.000 Rotterdammers werden dakloos. De bommen en de branden daarna verwoesten 25.000 woningen en 11.000 andere panden. Een oppervlakte van 258 hectare stad ligt in puin.
Plattegrond van het middendeel van Rotterdam met aanduiding van het gebied dat is verwoest door het bombardement van 14 mei 1940 en de daaropvolgende brand.
Fragment uit de kaart. In het midden van de afbeelding, van boven naar beneden, loopt de Jonker Fransstraat. De rode stip geeft de locatie aan waar het huis stond van David, Sara en hun dochters. Alles wat geel is valt binnen de brandgrens.
Hieronder is te zien dat ook het bedrijf van David, dat als laatste gevestigd was op Zuidblaak 2, in vlammen opging.
De op 14 mei 1940 door het Duitse bombardement getroffen Jonker Fransstraat.
We zien op de familiekaart van de David Meiboom dat het gezin per 23 mei 1940 werd geëvacueerd naar de Twijnstraat 16bis in Utrecht. Op 14 september 1940 werden zij officieel ingeschreven op dit adres.
Op de Twijnstraat 16bis woonden de twee jongste broers van Sara: Marcus en Izak. Deze broers bleven vrijgezel en waren blijven wonen bij hun vader.
In de papieren van de Kamer van Koophandel zien we dat het bedrijf van David overgeschreven werd naar Twijnstraat 16bis.
De Regeringscommissaris voor de Stichting Rotterdam 1940 heeft een oorlogsmolestcrediet toegekend aan D. Meiboom. Dit geld ontving hij ter compensatie van het verliezen van zijn bedrijf door het bombardement en de daaropvolgende brand op 14 mei 1940.
Het geld dat David gekregen had zal mogelijk op de Lippmann-Rosenthal bank terechtgekomen zijn. Vanaf 8 augustus 1941 waren Joden verplicht hun banktegoeden van meer dan duizend gulden over te maken naar deze bank. Deze voormalige Joodse bank was door de Duitsers overgenomen. Het geld werd gebruikt voor de Duitse oorlogsmachinerie, de bekostiging van de deportaties, de financiering van kampen zoals Westerbork en het geld dat verraders voor ondergedoken Joden ontvingen.
In een briefje uit het beheerdossier in het Nationaal Archief staat te lezen dat David Meiboom na het bombardement van Rotterdam in Utrecht verbleef, totdat hij werd weggevoerd. In Utrecht handelde hij in levensmiddelen.
Na het bombardement woonde het gezin Walg kort op 1e Middellandstraat 63a en verhuisde op 13 oktober 1940 van Rotterdam naar Den Haag. Daar gingen zij wonen in de Duynstraat 11 c.
Op 5 augustus 1942 traden Rachel en Bram in het huwelijk. Rachel trok in bij Bram en haar schoonouders in Den Haag. Ze werd in de gemeente Utrecht uitgeschreven.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werd het pasgetrouwde stel, samen met Brams vader Jacob uit Den Haag weggehaald en naar Westerbork gebracht. Brams moeder Julia werd een week later naar het kamp gebracht. Op 2 november werden Rachel, Bram en Jacob gedeporteerd naar Auschwitz. Op dit transport zaten 954 personen. In Cosel, 80 kilometer ten westen van Auschwitz, moesten 260 mannen de trein verlaten. Zij werden geselecteerd om in de omliggende kampen te werken. Bram en zijn vader zaten tussen deze geselecteerde mannen. De trein reed verder naar het vernietigingskamp Auschwitz. Rachel kwam op 4 november aan en op 1 december 1942 werd zij vermoord. Ze werd 19 jaar oud.
Op 6 november 1942 werd Julia, Brams moeder, gedeporteerd naar Auschwitz. Drie dagen later werd zij vergast. Julia werd 61 jaar oud.
Bram en zijn vader werkten samen in diverse werkkampen. Op 30 april werd Jacob Walg vermoord in Auschwitz. Hij werd 53 jaar oud.
Bram overleefde de oorlog. Na de oorlog hertrouwde Bram met Clara (Claire) Blazer. Samen kregen zij drie kinderen en zes kleinkinderen. Bram overleed op 7 november 2007, op 86-jarige leeftijd.
David, Sara en Santje
Het eerste transport dat vanuit Utrecht vertrok naar Westerbork vond plaats op 18 augustus 1942.
Op de Joodse Raadkaart van Santje staat dat zij per 1 juli 1942 Medewerkster Estafettedienst was. Santje was op dat moment 16 jaar oud. Bij deze dienst van de Joodse Raad werkten vaak jonge mensen die de brieven en oproepen van de Joodse Raad bezorgden. Voor deze functie kon je gesperrt worden, wat betekende dat je uitstel had voor deportatie. Santje was echter niet gesperrt.
We lezen ook op haar kaart dat zij chronisch ziek was en werd verpleegd in Den Dolder.
Gezicht op de Zuidblaak en Beursplein (1927)
Een greep uit de Anti-Joodse maatregelen in Nederland vanaf 1940
07-11-1941 Joden mogen zonder toestemming niet meer reizen of verhuizen.
23-03-1942 Verbod voor Joden om vervoermiddelen te bezitten of te besturen.
26-03-1942 Huisraad in woningen van Joden mag niet worden verwijderd.
24-04-1942 Een groot aantal joodse slagerijen moet sluiten.
03-05-1942 Alle Joden ouder dan zes jaar moeten een gele zespuntige Davidster met het woord "Jood" zichtbaar op hun kleding dragen.
05-06-1942 Volledig reisverbod voor alle Joden.
12-06-1942 Joden mogen slechts op bepaalde tijdstippen boodschappen doen bij een beperkt aantal winkels. Niet-Joodse winkels worden voor hen verboden.
30-06-1942 Instelling van de avondklok, Joden moeten tussen 20.00 uur en 06.00 uur thuis zijn.
06-07-1942 Verbod voor Joden om te telefoneren en verbod om bij niet-Joden op bezoek te gaan. Joden mogen in Joodse winkels alleen tussen 15.00 en 17.00 uur inkopen doen.
15-07-1942 Vanuit Westerbork vertrekt de eerste trein met 1.135 Joden naar Auschwitz.
In 1942 werd Pesach gevierd van woensdag 1 april t/m donderdag 9 april. Meel en matzes waren op de bon. Van tevoren kon men bij het kerkbestuur op de Springweg opgeven voor hoeveel personen matzes en meel er nodig was. Op de lijsten van de bakkers kwam ik de familie De Vries en Meiboom niet tegen, maar ik vond wel een briefkaart van Banketbakkerij S. Straus op de Steenweg. Dit was Simon Straus, de zwager van Sara. Haar zus Susanna was met hem getrouwd. Op de voorkant van de briefkaart staan de families S. Straus, D. Meiboom, S. de Vries en H. Lindeman. Ik vermoed dat met S. de Vries Simon bedoeld werd, de broer van Sara. H. Lindeman was leraar Henri (Hens) Lindeman. Hij woonde in Tuindorp. We weten niet waarom hij op dit lijstje staat.
Het gezin van David Meiboom, dat uit vier personen bestond, bestelde voor zes personen. Vermoedelijk waren Marcus en Izak de vijfde en zesde persoon.
Rachel Meiboom en Bram Walg
Generalkommissar Fritz Schmidt had voor de radio gezegd: “Wir sind keine Barbaren, wir weren den Juden genehmigen mit ihre Familien zusammen zu bleiben.” In aller haast trouwden nog vele stellen.
Ook Rachel, de dochter van David en Sara. Ze was verkoopster. Op 14 juli ging zij in ondertrouw met magazijnbediende Abraham Jonas (Bram) Walg die in Den Haag woonde. De vader van Bram, Jacob Walg (geb. 21-11-1889) had als kind o.a. in de Lange Smeestraat gewoond, op nummer 11, tegenover het huis waar de moeder van Rachel woonde. In maart 1897 verhuisde de familie Walg naar Rotterdam. Daar trouwde schoenmaker Jacob Walg met Julia Glaser. Bram werd geboren op 28 augustus 1921. Het gezin Walg woonde in Rotterdam op verschillende adressen: Almondestraat 70b, Gedempte Botersloot 33b en Linker Rottekade 111b. Deze drie adressen lagen op 9 tot 12 minuten loopafstand om de Jonker Fransstraat heen waar Rachel woonde. Hoogstwaarschijnlijk kenden Rachel en Bram elkaar in Rotterdam. Misschien gingen ze naar dezelfde school, kwamen ze elkaar bij wederzijdse vrienden tegen of was er contact via een Joodse jeugdvereniging.
Op 22 april 1943 kwamen David, Sara en hun dochter Santje aan in concentratiekamp Vught samen met Marcus en Izak de Vries. Marcus werd korte tijd overgebracht naar concentratiekamp Amersfoort om te werken.
Op 29 mei werden David, Izak en Marcus tewerkgesteld in het Aussenkommando Moerdijk. Dit buitenkamp van Vught werd eind maart 1943 geopend. Onder slechte omstandigheden moesten de mannen tankgrachten graven en bunkers bouwen ter verdediging van de strategisch gelegen Moerdijkbruggen. Wie niet snel genoeg werkte kreeg stokslagen, of de honden van de SS’ers werden losgelaten. De leefomstandigheden waren erbarmelijk. De barakken waren klein en onhygiënisch. Tafels en stoelen waren er nauwelijks. De gevangenen sliepen in stapelbedden met een dun matrasje en één deken. Izak en Marcus verbleven samen in barak 6 en David in barak 8. Het eten was slecht: dunne soep met bonen, spinazie, sla of kool. In dit kamp hebben zij ruim een maand gezeten.
https://www.youtube.com/watch?v=vmgcsXhHttA
Sara en Santje bleven gedurende deze maand in kamp Vught.
Op 2 juli 1943 werden zij allen overgebracht naar doorgangskamp Westerbork, waar zij drie dagen bleven. David in barak 93, Sara en Santje in barak 65, Marcus in Barak 62 en Izak in barak 55. Op 6 juli werden zij gedeporteerd naar Sobibor. Op dit transport zaten 2417 personen. Direct na aankomst werden zij op 9 juli 1943 vergast. Niemand van dit transport overleefde de oorlog.
David werd 53, Sara 57 en Santje 17 jaar oud.
Na de oorlog werd direct het Nederlandse Beheersinsituut (NBI) opgericht. Het instituut beheerde de vermogens van tijdens de oorlog verdwenen personen, zoals gedeporteerde Joden. In het dossier van David Meiboom zien we dat Sara en David spulletjes in bewaring hadden gegeven bij banketbakker en zwager Simon Straus en dr. Wijnandus van der Elst, leraar wiskunde aan de Christelijke HBS die gevestigd was op de Nieuwegracht 36. Deze lijstjes met spullen zijn de stille getuigen van de levens van het echtpaar David Meiboom en Sara Meiboom-de Vries.
In de Opgaven van burgemeesters in de provincie over de ontruiming van woningen en inventarisatie van inboedels van joodse eigenaren, 1942-1943, zien we dat er uitstel van ontruiming was verleend wegens ziekte. Achter de naam van S. Meiboom staat inderdaad ziek. Wat opvalt is dat de naam van dochter Rachel ontbreekt, maar ook van Sara Meiboom-de Vries. Mogelijk is deze opgave gemaakt nadat Rachel trouwde en verhuisde naar Den Haag. Waarom Sara niet op deze lijst staat is niet bekend, maar ook zij kreeg uitstel, net als haar man David en haar broers Marcus en Izak.
Wat verder opvalt is dat volgens deze opgave het huis toebehoorde aan Izak de Vries en dat hij bereikbaar was op het adres van zijn zwager Simon Straus (hier geschreven als Straub).