Marcus de Vries

Op maandag 5 mei 1895 werd Marcus geboren. Hij was het 7de kind van slager Barend de Vries en het 9dekind van moeder Rachel Klein. Uit een eerder huwelijk van zijn moeder met Philip Creveld had Marcus een halfzus en een halfbroer. Bij de aangifte van de geboorte van Marcus waren aanwezig vader Barend de Vries, slager David Gazan en slager Emanuel van Creveld, de oom van zijn halfbroer en halfzus. De familie Creveld en De Vries onderhielden nauwe contacten.

Het gezin woonde in de Lange Smeestraat 10, waar zijn vader een slagerij had. Vijf jaar later werd zijn jongste broertje Izak geboren.

Kort na de geboorte van Izak verhuisde het gezin met alle tien kinderen naar de Twijnstraat en ging wonen op nummer 18. Ook op dit adres had vader Barend een slagerij.

Zijn halfzus Johanna trouwde in 1910 en verhuisde naar Assen. In april 1912 verhuisde het gezin met negen kinderen naar Twijnstraat 16bis.

Toen Marcus 19 jaar oud was werd hij gekeurd voor de militaire dienst. Hij was leerling van de HBS. Hij was 1 meter en 65 cm. Marcus werd ongeschikt geacht vanwege zwakke ogen.

In oktober 1920, toen Marcus 25 jaar oud was, ging hij werken als kantoorbediende in Amsterdam.

Hij ging wonen op het adres Spoorbaanstraat 4. De gegevens die op verschillende fiches staan zijn zo slecht te lezen dat ik niet kan zien of hij op de eerste of tweede etage woonde.

De naam van Spoorbaanstraat werd later veranderd in Weesperpoortstraat en uiteindelijk in Wibautstraat. Het huis waar Marcus gewoond heeft bestaat niet meer.

Na zijn eerste verblijf in Amsterdam keerde Marcus op 19 september 1921 terug in de Twijnstraat.

Zijn moeder Rachel de Vries-Klein overleed op 18 september 1922. Zij werd 66 jaar oud.

Na 16 maanden in Utrecht geweest te zijn vertrok hij opnieuw naar de hoofdstad.

In de periode van 22 januari 1923 tot 8 juli 1926 woonde Marcus op de Nieuwe Keizersgracht 13 huis, bij weduwe Sophia Izak-van Coevorden. Een neef van Sophia woonde ook tijdelijk op dit adres.

In de zomer van 1926 zat Marcus twee maanden in Zandvoort. Van 8 juli tot 3 september woonde hij in Pension Cohen aan de Dr. Joh. Metzgerstraat 50.

Vanuit Zandvoort keerde hij terug naar de hoofdstad. Marcus trok in bij de ongehuwde, 53 jarige, Mietje Sjouwerman. Mietje had vaker kostgangers in huis. Marcus woonde eerst bij haar in de Van Woustraat 187 I.

Toen Mietje op 1 oktober 1927 verhuisde naar de Amstellaan 13 II, verhuisde Marcus met haar mee.

Amstellaan werd later Stalinlaan genoemd en in 1956 veranderd in Vrijheidslaan.

Op 27 april 1929 keerde Marcus terug naar Utrecht en ging weer wonen bij zijn vader en broer Izak in de Twijnstraat 16 bis. Alle oudere broers en zusters waren inmiddels het huis uit.

Omdat Marcus nooit trouwde en, voor zo ver wij weten, nooit kinderen heeft gekregen is er weinig informatie over hem te vinden.

Op 13 maart 1940, vlak voordat de oorlog in Nederland begon, overleed vader Barend de Vries op 82-jarige leeftijd. Marcus was inmiddels 45 jaar oud.

Na het bombardement op Rotterdam kwam zus Sara met haar man David Meiboom en hun twee dochters Rachel en Santje in de Twijnstraat 16bis wonen. Zij werden geëvacueerd vanuit Rotterdam.

In de Opgaven van burgemeesters in de provincie van per 1 juni 1941 in de gemeente Utrecht wonende joden is te lezen dat Marcus nog steeds woonachtig was in de Twijnstraat 16 bis en nog steeds kantoorbediende was.

Zijn nichtje Rachel Meiboom trouwde en ging bij haar man en schoonouders wonen in Den Haag.

Op 12 oktober 1942 werd de inboedellijst van Marcus opgemaakt. “Heeft alleen kleding, ondergoed en schoenen.”

In de Opgaven van burgemeesters in de provincie over de ontruiming van woningen en inventarisatie van inboedels van joodse eigenaren, 1942-1943, zien we dat Marcus uitstel had om naar het buitenland te gaan voor de zogenaamde werkverruiming. De reden van uitstel was de ziekte van zijn nichtje Santje Meiboom.

Wat verder opvalt is dat volgens deze opgave het huis toebehoorde aan Izak de Vries en dat hij bereikbaar was op het adres van zijn zwager Simon Straus (hier geschreven als Straub). Simon was getrouwd met zijn zus Suzanna.

Op 22 april 1943 kwam Marcus, samen met zijn broer Izak, aan in kamp Vught. Ook zijn zus Sara, met haar man David en hun jongste dochter Santje, kwamen op deze datum aan in dit kamp. De rode V op de Joodse Raadkaart van Marcus staat voor kamp Vught.

Als enige van deze vijf werd Marcus overgebracht naar kamp Amersfoort. Dit kamp lag in Oud Leusden. Samen met 70 andere Joden uit Vught kwam hij op 20 mei 1943 aan in het kamp. Deze gevangenen moesten een schietbaan voor tanks uitgraven bij de Infanteriekazerne op de hoek van de Van Campenstraat in Amersfoort. Vanwege hun gestreepte gevangeniskleding die zij in Vught hadden gekregen vielen zij op tussen de gevangenen in kamp Amersfoort. Daarom werden zij ‘Zebrajuden’ genoemd. Deze gevangen bleven onder het gezag van kamp Vught vallen.

De meeste van deze 70 mannen bleven een paar maanden in kamp Amersfoort, maar Marcus slechts enkele dagen.

Op 29 mei 1943 werd Marcus overgebracht naar Aussenkommando Moerdijk, waar ook zijn broer Izak en zwager David tewerkgesteld werden. Dit buitenkamp van Vught werd eind maart 1943 geopend. Onder slechte omstandigheden moesten de mannen tankgrachten graven en bunkers bouwen ter verdediging van de strategisch gelegen Moerdijkbruggen. Wie niet snel genoeg werkte kreeg stokslagen, of de honden van de SS’ers werden losgelaten. De leefomstandigheden waren erbarmelijk. De barakken waren klein en onhygiënisch. Tafels en stoelen waren er nauwelijks. De gevangenen sliepen in stapelbedden met een dun matrasje en één deken. Izak en Marcus verbleven samen in barak 6 en David in barak 8. Het eten was slecht: dunne soep met bonen, spinazie, sla of kool. In dit kamp hebben zij ruim een maand gezeten.

https://www.youtube.com/watch?v=vmgcsXhHttA

Zijn zus Sara en nichtje Santje bleven in kamp Vught.

Op 2 juli 1943 werden zij allen overgebracht naar doorgangskamp Westerbork, waar zij drie dagen bleven. David in barak 93, Sara en Santje in barak 65, Marcus in Barak 62 en Izak in barak 55.

Op 6 juli werden zij gedeporteerd naar Sobibor. Op dit transport zaten 2417 personen. Direct na aankomst werden zij op 9 juli 1943 vergast. Niemand van dit transport overleefde de oorlog.

Marcus werd 48 jaar oud.