Roosje de Vries
Op 15 juni 1890 kwam Roosje de Vries ter wereld. Ze werd geboren in de Lange Smeestraat nummer 10 als 6de kind van Rachel Klein en als 4de kind van slager Barend de Vries. Uit een eerder huwelijk van haar moeder met Philip Creveld had Roosje een halfzus en een halfbroer. Bij de aangifte van de geboorte van Roosje door vader Barend was de slager Samuel Creveld, de vader van Philip Creveld, aanwezig. De banden tussen de familie Creveld en De Vries waren goed.
Na Roosje werden er nog 4 kinderen in dit gezin geboren. Toen Roosje 10 jaar oud was verhuisde het gezin met alle kinderen naar de Twijnstraat 18.
Roosje ging, toen ze 20 jaar oud was, werken in Amsterdam bij de Joodse slachter Gabriel Fonteijn (geb. 10-08-1852) in de Lepelstraat 88. Ze stond in Amsterdam ingeschreven als winkeljuffrouw.
Slachter Fonteijn had vier dochters en één zoon. Deze zoon, Izaac Fonteijn (geb. 21-07-1887), viel bij Roza in de smaak.
Izaak was net als zijn vader slager, maar hij andere plannen voor de toekomst. Vlak nadat Roosje in januari 1914 terugkeerde naar Utrecht, vertrok Izaac naar Soerabaja waar zijn zuster Bernardina al in 1912 naartoe reisde. Izaac werd koopman.
Inmiddels was de familie De Vries verhuisd van nummer 18 naar 16 bis. Roosje, die inmiddels Roza werd genoemd, woonden ruim 6 jaar op dit adres.
Op 17 november 1920 trouwde Roza met de handschoen. Haar aanstaande man Izaac verbleef op dat moment in Djokjakarta. Zijn vader Gabriël Fonteijn trad tijdens het huwelijk op als gevolmachtigde van Izaac. In het stadhuis werd overlegd een koninklijk besluit, waarbij toestemming werd verleed tot de voltrekking van dit huwelijk bij volmacht.
Op 23 november 1920 vertrok Roza naar Djokjakarta. Roza en Izaac kregen twee kinderen: Gabriel (Gus) (22-01-1923) en Lini Fonteijn (02-10-1924). De familie Fonteijn bezat en exploiteerde een internationale juweliers- en zilverwarenzaak in zowel Nederland als Indonesië. In de periode 8 augustus 1932 tot 18 april 1939 woonde het gezin in Amsterdam, in de Stadionweg 61 III. Toen, eind jaren dertig, het antisemitisme in Europa toenam, voelden zij zich gedwongen om te vluchten. Ze keerden terug naar Nederlands-Indië.
Op 17-jarige leeftijd werd Gus opgeroepen door de Koninklijke Nederlandse Marine. Op 15 maart 1942 werd hij krijgsgevangene van de Japanners. Hij zat in verschillende kampen en werkte aan de Birma spoorlijn. Hij onderging vele mishandelingen. Na de oorlog werd hij behandeld aan zijn verwondingen in Perth, Australië.
Na de oorlog keerde Roza met haar man en dochter terug naar Nederland. Ze vestigden zich in Den Haag waar Izaac juwelier was. Gus keerde kort terug en werd in 1946 eervol ontslagen uit de Marine. Hij keerde terug naar Australië als verkoopvertegenwoordiger, trouwde en kreeg twee zonen.
Lini werd na de oorlog in Nederland m edisch laborante. Tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk ontmoette ze haar toekomstige Amerikaanse man Brad Bennett. Ze trouwden en verhuisden naar Californië. Ze kregen vier kinderen.
Op 6 september 1957, om 16:30 uur werd het lichaam van Roosje de Vries, oud 67 jaar, gevonden aan het Noordzeestrand. Ze woonde in de Gevers Deynootweg 115 a in Den Haag en werd begraven op de Joodse Begraafplaats in Wassenaar.
Twee jaar later hertrouwde weduwnaar Izaac Fonteijn met Therese Drielsma.